De poort naar de Liefde

M: We gaan het vandaag hebben over het hart. Dit is de ‘plek’ van je innerlijke altaar.

C: Wat mooi. Dus je hoofd is je innerlijke schatkamer, zoals we gisteren bespraken en je hart is je innerlijke altaar.

M: Het zijn mooie metaforen om het vormloze in vorm uit te drukken.

Een altaar is een heilige plek waar je komt om eer te bewijzen aan een hoger weten. Of je wel of niet gelovig bent, maakt niet uit. Je kunt het zien als een altaar voor God, maar ook als een altaar voor je eigen innerlijke wijsheid. In wezen is dit hetzelfde, want je eigen innerlijke wijsheid komt van God, van de ene bron die leven is en ons allemaal en alles omvat. Je kunt hier altijd contact mee maken, ook zonder in God te geloven. Wij zijn in God, want wij zijn het leven zelf en je hart is de poort naar de herinnering van deze aloude kennis. En deze poort opent zich door hartstocht en verlangen.

C: Dus als ik ernaar verlang om me mijn eigen innerlijke wijsheid te herinneren of om mij God te herinneren, opent deze poort zich. Dit klinkt heel eenvoudig. Ik wil dit heel vaak, maar ik voel niet altijd gelijk verbinding, hoor.

M: Het openen van de poort is één ding. Het ervaren van verbinding is een tweede. Er kan ruis op de lijn ontstaan om het zo maar te noemen. Het doet er niet toe welke vorm deze ruis aanneemt. Het enige wat telt is de oorzaak van de ruis. Die is namelijk altijd hetzelfde. Er is, zonder uitzondering, maar één oorzaak voor het ontstaan van ruis en dat is een gebrek aan liefde. Dit betekent niet dat er daadwerkelijk te weinig liefde ís, maar dat jíj te weinig liefde toelaat.

Liefde is altijd en overal aanwezig, alleen ben jij dit vergeten. Je kunt de Liefde vergeten voor jezelf, maar je kunt haar hiermee niet uitwissen. Het openen van de poort in je hart is de eerste stap om je je deze kennis weer te herinneren.

De vraag die je jezelf daarna stelt, is de vraag hoe je de lijn weer vrij van ruis kunt maken. Je hoeft niet naar de ruis zelf te kijken. Je hoeft de ruis niet te begrijpen of te analyseren hoe die is ontstaan. Ruis is ruis. Het is een fictieve barrière die jij jezelf hebt opgelegd om jezelf te beletten de overal aanwezige liefde te kunnen ervaren.

C: Ik heb de ruis dus zelf gemaakt. Ja, dat herken ik wel. Vaak zit ik vooral mezelf in de weg. Maar als ik er weer naar verlang om verbinding te maken met mijn hart en de liefde, is de ruis niet verdwenen. Ik heb de ruis zelf gemaakt, maar ik kan haar niet zomaar weer ongedaan maken.

M: Dat komt omdat je denkt dat je dat niet kunt. Je bent dit namelijk vergeten. Het hele gebeuren is als een deur op slot draaien, de sleutel weggooien en vervolgens vergeten dat je hem weg hebt gegooid. En als je dan weer bij de deur komt, kun je jezelf niet meer herinneren hoe je de deur open moet maken, laat staan dat je jezelf kunt herinneren wat er achter die deur is.

En als je de deur dan uiteindelijk toch weet te openen, zie je in eerste instantie alleen maar mist, omdat je bent vergeten hoe je moet kijken. Het je weer herinneren bestaat dus uit twee stappen: ten eerste de sleutel weer vinden en ten tweede opnieuw leren kijken.

Gelukkig kan de sleutel nooit verloren gaan. Het is onmogelijk je verlangen naar de Liefde helemaal kwijt te raken. Je kunt het ver weg stoppen, maar nooit helemaal uitwissen. En mocht je het echt even helemaal kwijt zijn, weet dan dat wij engelen de sleutel voor je hebben veiliggesteld. Vraag ons je dan te helpen om de sleutel weer terug te krijgen.

C: We kunnen jullie dan toch gewoon om de sleutel vragen? Geef je hem dan niet gewoon?

M: Alleen jijzelf kan de sleutel terughalen, maar wij kunnen je daar wel bij helpen.

C: Ok, ik wil het even samenvatten. Als ik het goed begrijp bestaat de sleutel van de poort uit het verlangen en de harstocht om de Liefde weer in je leven toe te laten en je je weer te herinneren wie je in werkelijkheid bent. En jullie engelen kunnen ons helpen om dit verlangen in onszelf weer aan te wakkeren. Dit is het terugvinden van de sleutel. Maar dan ben je er nog niet, want dan moet je nog door de ruis of door de mist heen.

M: Omdat je bent vergeten wat er ooit achter de deur was, kun je niet gelijk zien wat er achter de deur is, zodra je hem hebt opengemaakt inderdaad.

C: Waarom is dat?

M: Achter de deur wacht de Liefde, maar jij bent hier bang voor geworden. Angst belemmert je zicht. En hier komt de link met het altaar dat zich in je hart bevindt. Het altaar is een heilige plek, een plek van grootsheid. Je kleine ik, of je ego, vindt dit nogal bedreigend, omdat de grootsheid van de Liefde je ego doet oplossen. In feite betekent dit gelukzaligheid, maar voor je ego betekent dit zijn einde. En omdat jij het einde van je ego associeert met de dood, word je er bang van.

Het is echter een angst voor de angst, want wanneer je het altaar – en de liefde die daar tot je komt – eenmaal hebt aanvaard, wil je niets anders meer. En al deze ervaringen doen je herinnering van wie je in werkelijkheid bent, namelijk de Liefde zelf, langzaamaan weer terugkeren.

C: En ook hierbij helpen jullie weer.

M: Wij helpen jullie bij het oplossen van de ruis, wat betekent dat wij jullie helpen om de op angst gebaseerde belemmeringen op te heffen die jullie verhinderen om de Liefde die jullie zijn, weer te ervaren. Zolang je deze angst niet wil opheffen, wat zoveel betekent als je ego niet willen opgeven, blijft de ruis in stand en kies je dus eigenlijk voor een gebrek aan liefde.

C: Ik snap het. Dank je wel.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Plaats een reactie